A Good Wife

Vanavond komt ze terug, heeft ze gezegd en ik probeer wat te slapen. Tatia heeft gelijk: ik ben moe  na de lange vlucht naar Omsk, maar ik kan niet slapen. Ik lig wat te denken en probeer de televisie. Het ding doet niet wat ik wil en ik breng een tijdje door met nadenken.
Dat verzet de tijd ook niet en ik ga naar buiten. Het is bitter koud, maar ik waag het om een rondje te maken. Het hotel ligt vlak bij het Buchholz Square en ik neem de tijd om de bol te bewonderen, maar eigenlijk is er niks aan. Ik geef wat geld aan een bedelaar. Ze zitten overal. Ze doen niets, houden alleen hun beide handen als een kommetje naar voren en kijken je smekend aan.
Ik ben een watje, ik kan er niet aan weerstaan. Het zijn nog maar jochies met kortgeschoren hoofdhaar en bleke, ingevallen gezichten. Iemand zou hier eens een reisprogramma over moeten maken.
Terwijl de toeristen zich vergapen al aan die mooie gebouwen en er foto's worden gemaakt van prachtige monumenten, terwijl er reclame wordt gemaakt voor de meest luxe restaurants en de fijnste hotels zitten jochies met geschoren hoofdharen onder een poort met hun handen als een kommetje voor zich uit
Ik wandel verder. Het kleingeld rammelt in mijn zakken. Ik ben voorbereid.
Het valt me op dat hier nergens bloemen voor de ramen staan. Of frisse gordijntjes hangen. De ramen zijn kaal, de tuintjes leeg. Overal is beton. Stoepen, tuinen en wegen; alles is beton. Er is werkelijk nergens enige moeite gedaan om het wat op te leuken. Als je moet vechten voor je avondeten is decoratie het laatste waar je aan denkt.
Tussen het vuil ligt een man opgekruld te slapen. Ik weet niet zeker of de lucht van het vuilnis komt of van hem. Hij heeft het opgegeven.

Ik blijf staan en na wat nadenken leg ik een biljet onder een steentje voor hem neer. Hij reageert niet eens en ik slenter verder. Wil foto's maken van de schrijnende tegenstelling tussen het toeristische Omsk en de realiteit, maar het lukt me niet. Er is een mooi doorkijkje, waar ik de tijd voor wil nemen; een prachtige, half ingestorte poort met daarachter een straatje, volgepropt met betonnen woonblokken. Het onkruid tiert hier welig en het vuil stapelt zich op tegen de muren. Pallets, dozen en kranten liggen verspreid over het wegdek. Het wegdek vol gaten en de gaten vol met onkruid. Een meisje, misschien net zestien jaar, sjokt met een somber gezicht achter een kinderwagen.
Een nog jonger meisje zit op haar hurken bij een emmer, maar als ik dichterbij kom springt ze overeind en schopt de emmer omver. Ik glimlach: van mij heb je niks te vrezen, klein meisje...
Maar het meisje barst los in een schelle vloed onverstaanbare woorden. Onverstaanbaar, maar zelfs ik begrijp dat ze boos op mij is.
En bang. Ze steekt afwerend haar handen uit en schuifelt achteruit. Met één hand trekt ze de zoom van haar rokje naar beneden terwijl ze met de andere hand het bekende middelvinger-gebaar maakt.
Haar donkere ogen sproeien vuur en als ze zich omdraait wervelt het rokje rond haar benen. Met grote hink-stapsprongen verdwijnt ze tussen de woonblokken. De scheldwoorden echoën nog even tussen het beton en dan wordt het weer stil. De emmer rolt door een plotselinge windvlaag een eindje rond.
Ik wil het straatje verder ingaan, maar op de één of andere manier voelt het als een inbreuk op de privacy van deze mensen. Het voelt alsof ik me kom verlustigen aan hun uitzichtloosheid.
Ik draai me om, loop weer onder de afbrokkelende poort door en verder over het brokkelige trottoir.
Een eindje verder staat een auto op blokken. Drie van de vier wielen missen, maar het is een Citroën CX van wat ooit eens het duurdere type was, en ik laat me op mijn hurken zakken om een foto te maken.
"Koop?"
Daar kan ik alleen maar om lachen. Alsof ik een Citroën mee zal nemen in het vliegtuig naar huis. De kosten voor extra bagage zouden nogal oplopen.
"Nice karretje," zeg ik en ik steek mijn duim omhoog.
"Yes. Kopen?"
"No." Ik merk dat ik al net zo'n lange 'noooo' van maak als Tatia altijd doet en ik klap mijn mond dicht. "Mag ik..." Ik hou mijn fototoestel omhoog. Een foto maken kan toch wel?
Hij zal misschien geld voor de foto voor willen hebben en ik dirigeer hem naar de wagen toe. "Smile!"
In de zoeker zie ik een kleine man in veel te grote kleren. Of misschien is hij gekrompen in de loop der jaren. Zijn gezicht is dieprood en de ogen diep weggezonken in de kassen. Er staan nog vijf tanden in zijn mond. Grijs-gele tanden als scheefgezakte grafzerken, maar de foto zou een beeld kunnen zijn van vergane glorie, of zoiets. Ik laat hem de foto zien en hij knikt enthousiast. Komt dicht naast me staan om op het scherm te kijken en ik ruik een doordringende pislucht. Als ik één van de kleine biljetten uit mijn zak haalt begint hij nog net niet te kwijlen, maar steekt afwerend zijn handen uit.
"No. Is okay." Hij kan zijn ogen niet van het biljetje afhouden en schuifelt ongemakkelijk met zijn voeten. Dan ineens steekt hij zijn hand uit. "Donetk."
"Herbert." De hand is warm en klam en ik heb moeite om mijn hand niet af te vegen aan mijn broek.
Nu we officieel aan elkaar voorgesteld zijn, strekt hij zijn hand uit. "You come!"
Ik kijk naar naar de openstaande deur. Ik zou best een blik willen werpen in het huis achter de vuile raampjes. Gewoon eens binnen
kijken.
Hij loopt vlak langs me heen en ik steek het knisperende biljet in zijn borstzakje. Hij grijnst en duwt met een vlakke hand de deur verder open. Onmiddellijk begint een hond te blaffen, maar het klinkt ver weg.

We lopen door een smalle gang en de pislucht vermengt zich met de zeurende geur van doorgekookte kool en oud stof. Alweer met de vlakke hand – ze doen hier niet aan deurklinken – duwt hij een deur open en maakt een uitnodigend gebaar.
Ik loop langs hem heen naar een kleine ruimte. Ik neem aan dat het een keuken is want er is een soort aanrechtje met daarnaast een hoge kruk met daarop een elektrisch kookplaatje. Er staat een pan te pruttelen en ik zie iets groens drijven in vuilgrijs water. Er komt een vage, weeïge geur uit het pannetje.
Ik blijf perplex staan. Op het aanrecht zit een kleine jongen. Een mollige vrouw is bezig om hem te wassen met een witte lap. Hij is bloot en zijn moeder draagt alleen een T-shirt dat net over haar omvangrijke billen spant. Ik wend mijn blik af van de mollige benen met de spataderen en de knokige voeten met gele nagels.
Ze kijkt om en blaast een loshangende lok haar uit haar gezicht. Misschien is ze mooi. Als haar haren gewassen zouden zijn, haar gezicht niet zo uitgezakt en vermoeid, en haar mondhoeken niet in een permanente trieste grimas omlaag getrokken zouden zijn.
Haar fletsblauwe ogen kijken me heel even aan en dan wendt ze haar blik af. Driftig begint ze de smalle borst van de jongen te boenen.
Achter haar staat, één hand op de wankele kruk met het kookplaatje, een meisje van een jaar of acht, negen. Ze is bloot en ik neem aan dat ze met kromgetrokken voeten staat te wiebelen omdat ze het koud heeft. Ze kijkt niet naar mij, maar naar een plek op de muur achter mij.
Een ander meisje, dat aan de kleine keukentafel zit, kijkt wel naar mij. Ik neem aan dat het de oudste dochter is en ze lijkt een jaar of vijftien. Ze tikt verveeld met een gemanicuurde nagel op het vuile tafelkleed, klakt met haar tong en richt haar blik weer op mij. Ze wiebelt met haar hoofd in een minachtend 'wat-moet-je-nou'-gebaar. Haar felgroene ogen glijden over mijn lichaam en dan ineens richt ze zich in haar volle lengte op.
Haar blouse is van een soort doorzichtig kant en ik kan zien dat ze geen beha draagt. Het rokje is zo kort dat er een groot stuk bloot been te zien is, zelfs met de lange laklaarzen die tot een eind boven de knie reiken.
Ze zet haar handen in de zij en duwt haar heupen naar voren.
Achter mij geeft de man mij een duwtje. Ik negeer hem en kijk naar de duizelingwekkend groene ogen van het meisje.
Dan duwt ze zich ineens af van de tafel en beent naar de deur. Ze draait zich om en snauwt iets in die taal met veel medeklinkers.
Achter mij zegt de man iets terug en ze draait zich met een ruk weer om. Haar zwarte haren zijn zo lang dat ze tegen de deurpost zwiepen en ze laat een vaag luchtje van een zwaar parfum achter.
"Okay," zegt de man. "Drink?"
Niet op dit uur van de dag!
Hij haalt zijn schouders op en pakt een fles uit een kast. Zet twee glazen op de tafel. "Tala not good?"
Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar dan gebaart hij met de fles. "Irina goed?"
De vrouw verstijft en trekt de kleine jongen aan zijn arm van het aanrecht. Hij valt op handen en knieën en ze geeft hem een duw met haar blote voet.
"Joe want?" Hij grijpt haar arm en trek haar naar zich toe. "Is goed wife."
"Vast wel." Ik knik naar haar en ineens begrijp ik ook wat de duizelingwekkend groene ogen bedoelden.
Of, niet bedoelden...
Afwerend steek ik mijn handen uit. "No, no!"
"Is nice wife. Very much..." Hij maakt een suggestief gebaar met zijn handen en heupen. "Ten?"
Ik neem aan dat hij tienduizend roebel bedoelt Dat zal ongeveer honderdtachtig euro zijn en ik zou nu iets moeten zeggen.
Bijvoorbeeld dat hij zichzelf uit de markt prijst met z'n honderdtachtig euro. Honderdtachtig euro is belachelijk.
Maar ik kan hem alleen maar aanstaren.
Heeft hij daarnet zijn eigen vrouw aangeboden als prostituee? Had hij – ik wist niet wat erger was – vlak daarvoor al zijn minderjarige dochter aangeboden?
Ik wapper met mijn handen. Wil uitleggen dat ik niet naar hier gekomen ben voor een Tala, of een Irina, maar hij trekt de mollige vrouw naar zich toe. "Is good wife," herhaalt hij.
"No, is not... yés! Is vast wel good wife. For you."
"No." Hij grijnst erbij. Pakt de hand van Irina en steekt die mij toe. "Joe try. Ten... Fivethousand?" zegt hij dan aarzelend als ik niet reageer.
Dan, ik doe een stap naar achteren, trekt hij ineens haar vuile hemd omhoog, zodat ik een slobberige onderbroek zie. Hij geeft een klap op de weke buik en Irina krimpt ineen. "Fivethousand. Alles." Haar zware borsten hangen bijna op haar navel. De tepels wijzen naar de grond.
Ze kijk me smekend aan.
"Zeg ja," roept haar gezicht.
"Zeg nee," schreeuwen haar ogen nog harder.
Ik zeg niets.
Het blote meisje bij het kookplaatje kijkt onbewogen toe. Krabt achteloos aan een korstje op haar onderarm.
Ik zou willen zeggen dat ze die wankele kruk moet loslaten. Zo'n hete pan kan gevaarlijk zijn, maar ik ben veel te bang om de aandacht op het meisje te vestigen. Bovendien zijn er volgens mij heel andere gevaren die loeren op het leven van dit meisje.
"Listen: Irina good wife," zeg ik, "but... nó."
"One thousand?"
Staat die vent nou zijn vrouw af te prijzen alsof ze verlopen groente is?
"No! Not Irina, not..." Ik maak een vaag gebaar in de richting van de deur. Dan – ik ben gek, ik weet het – graai ik naar mijn portefeuille.
Ik heb nog een paar duizend roebel in contanten. Plus het rammelende kleingeld in mijn broekzak. Ik frommel de biljetten uit mijn portefeuille. Gooi die met een klap op de tafel. De glazen tinkelen en de fles maakt een sprongetje.
Het blote meisje kijkt me aan. Dat had ze wel verwacht.
"You... take," zeg ik. Ik kan niet eens meer fatsoenlijk Engels spreken! "Not fuck!" Ik steek weer afwerend mijn handen uit als hij grijnst.
Irina kijkt me verbijsterd aan.
Ik stommel opzij. Een stoel schuift met een schrapend geluid over de vloer en ik moet me staande houden aan de wrakke tafel voor ik mezelf naar de deur kan laten vallen. Mijn voetstappen klinken hol in het gangetje en de hond blaft weer venijnig.
Het klinkt gelukkig nog altijd ver weg.