Ik red ons

     'Ik red me wel' is één van de eerste zinnen die Herbert leert in Franstalig België en het wordt hun motto terwijl hun wereld verpulverd. Een wereld die wordt gedomineerd door leugens, liefde en woede. Een wereld waarin hij de schijn weet op te houden, door het kleine dorpje vlakbij Namen kuiert en vrolijk fluitend boodschappen doet bij die aardige Chantal in dat kleine dorpswinkeltje om de hoek.

Maar hun dagelijkse boodschappen liggen niet bij Chantal in het winkeltje en ze worden niet afgerekend met alleen maar Belgische Francs.

In Brussel worden ze heel anders afgerekend. Herbert ziet hoe alles wegglijdt, maar net als het lijkt alsof alles kapot is en niets meer kán, gloort er hoop aan de horizon.

Ik word wakker en stijf van de kou probeer ik mijn benen weer in het gareel te krijgen. Marjolein ligt in een ongemakkelijke houding op de grond. Die zal het ook niet makkelijk hebben als ze wakker wordt.

Als ze al wakker wordt.

Ik controleer haar vitale functies, maar haar hart klopt regelmatig en haar ademhaling is, hoewel akelig oppervlakkig, regelmatig en ze hoest niet meer na elke ademteug.

Dan draai ik me gealarmeerd om en ik weet ineens weer waarom ik wakker geworden ben. Er is iemand beneden!

Godver! Ik stommel de vijf treden af en blijf halverwege staan.

Jean-Luc is bezig om de vieze bende van ons geruïneerde diner op te ruimen. Hij kijkt op als ik de trap af stommel en grijnst meewarig. "Een griepje, hè?"

"Hou je kop."

Hij grinnikt. "Wil jij koffie? Jullie drinken toch elk uur van de dag koffie?"

Ik kan me niet heugen dat ik koffie heb gedronken en ineens lijkt me dat het allerlekkerste van de hele wereld.

Dat had Jean-Luc al verwacht en hij heeft al koffie gezet. "Ik dacht dat ik die troep maar eens moest opruimen."

"Je wist dat er troep zou komen," zeg ik, "en toch dumpte je haar bij mij."

"Jij houdt van haar." Jean-Luc loopt met de smerige borden naar het keukentje en zet ze in de gootsteen. Hij laat er koud water op lopen. Dat gaat helpen...

"Dus jij dacht dat ik haar wel zou oplappen voor Diederik en Catherine er achter zouden komen."

Hij knikt naar boven. "Hoe gaat het met haar?"

"Nogal goed. Ze slaapt of ze is in coma. Ik kan het verschil nooit zo goed inschatten."

"Geen drugs?"

Ik kijk hem alleen maar aan en hij begint de borden af te spoelen. "Heb je haar frieten gegeven?"

"Ja! Zie je nou wat een goed idee het was om haar bij mij te brengen?"

Daar kan hij alleen maar om lachen. "Ze heeft friet gegeten, dus het gaat vast al een stuk beter met haar."

"Vast wel. Ze poept in elk geval geen chemisch afval meer als dat je geruststelt."

"Dat is mooi. Koffie?" Hij heeft het tafeltje schoongemaakt en we gaan tegenover elkaar zitten. Jean-Luc heeft een glas water genomen. Hij drinkt geen koffie.

"Jij wist het al langer, hè? Dat ze verslaafd is."

Jean-Luc haalt zijn schouders op. "Ik weet het al heel lang."

Het kan nooit héél lang zijn. "Vanaf het begin?"

"Niemand weet wanneer het begon."

"Het begon toen ze de eerste keer bij me wegging. Deze zomer."

Jean-Luc kijkt me aan en maakt een lacherig geluidje. "Toen is het wéér begonnen."

"Watte?"
"Ze viel terug toen jullie uit elkaar gingen. Je kunt je niet voorstellen hoe erg wij dat vonden."

"Wij?" vraag ik voorzichtig. "Als in: jij en pappie en mammie en de rest van het dorp? De hele provincie Namen? Gans België?"

Jean-Luc schudt het hoofd. "Niemand weet ervan. Alleen ik en Diederik en Catherine. Zij zijn haar ouders."

"Dat weet ik," grauw ik. "Dus Marjolein is al heel lang verslaafd?"

"Wij denken dat het is begonnen toen ze zeventien was." Hij trekt zijn mondhoeken naar beneden. "Of achttien. Toen ging ze naar Leuven."

"Om prostituee te worden?"

"Om te studeren," zegt hij bestraffend. "Kunstgeschiedenis."

"Kunstgeschiedenis?" Daar kan ik alleen maar om lachen. "De kunst van het clean blijven heeft ze in elk geval niet geleerd. Waarom in Leuven? Brussel was toen nog te spannend?"

"Maak er geen grapjes over, Herbert. Marjolein is een meisje dat heel gemakkelijk te beïnvloeden is."

"Echt waar, joh?"

Jean-Luc schudt het hoofd. "Ze kreeg verkeerde vrienden en kwam in de problemen."

"En jullie dachten dat jullie die problemen wel op mij konden afwentelen. Op d'n 'Ollander."

"Nee, Herbert. Zo is het niet. Wij dachten dat het haar redding zou kunnen zijn."

"Haar redding?" Ik begin nu boos te worden. "Jullie dachten dat ik haar wel eventjes zou redden?"

"Wij dachten dat jij haar uit die cirkel van prostitutie en drugs zou halen. Ze wordt door anderen beïnvloed."

"Ze wordt beïnvloed door drugs, Jean-Luc! Ze ís verdomme drugs. Heb jij enig idee wat ze uitkotst? Er ligt kots op mijn badkamervloer met een straatwaarde van een miljoen! Jullie dachten..." Ik hoef geen koffie meer en begin de kleine woonkamer op en neer te benen. "Jullie dachten dat het een goed idee was om haar op mij los te laten?"

"Nee! Het gebeurde en..."

"Nee, Jean-Luc." Het begint mij te duizelen en ik hou de tafel vast. Ik kijk Jean-Luc aan. "Jullie hebben dit zo geregeld. Daarom heeft Diederik mij dit huisje verhuurd. Of, wacht even... Die zakkenwasser heeft mij het huisje zowat gegeven! Zodat ik niet zou weigeren en zodat ik dan vanzelf verliefd zou worden op Marjolein!"

"Nee, echt niet! Je ziet het verkeerd."

"Wat denken jullie dat ik ben? Eén of andere reizende afkick-goeroe? Zijn jullie dan goddomme helemaal van de ratten besnuffeld? Jullie splitsen mij een drugsverslaafd meisje in de maag en dan gaan jullie lekker achterover leunen omdat het allemaal wel goed komt?"

"Herbert..."

"Nee!" Ik wijs met een priemende vinger naar hem. "Jullie hebben dit zo georkestreerd!"

"Ge... watte?"

"Val dood, Jean-Luc. Marjolein heeft de afgelopen dagen niks anders gedaan dan doodgaan in mijn armen omdat jullie dachten dat ik haar wel eventjes zou redden! Heb jij enig idee wat wij de afgelopen dagen doorgemaakt hebben? Kotsen? Schijten? Ik heb haar verdomme geslagen! En hier..." Met enige moeite ontbloot ik mijn bovenarm. "Ze heeft mij gebeten omdat ze drugs wilde hebben! Ze ging zowat dood in mijn handen!"

"Het is allemaal wat uit de hand gelopen."

"Uit de hand..." Ik ben perplex. "Jean-Luc, het is gierend uit de klauw gelopen!"

"Herbert, wij dachten dat, omdat Marjolein zo gemakkelijk te beïnvloeden is, dat het vanzelf goed zou komen als jullie een stelletje zouden worden. Dan zou Marjolein weer een doel hebben om voor te leven. Wij dachten dat ze gemakkelijk aan de drugs raakte, dat ze er ook gemakkelijk weer af zou raken."

"Nou, dat is dan jammerlijk mislukt," moet ik vaststellen. Ik ga weer zitten. "En dan nu? Is er een back-up plan?"

Daar moet hij het antwoord schuldig blijven en ik drink toch nog wat van mijn koffie. "Godallemachtig!"

"Wat wij willen is dat jullie nu gewoon doorgaan," zegt Jean-Luc uiteindelijk. "Het gaat nu goed..."

"Het gaat helemaal niet goed! Zij..." Ik wapper machteloos met mijn handen in de richting van de trap. "Enig idee wat daar gaande is? Het doet er niet toe," snauw ik als hij iets wil zeggen. "Het kan mij geen ene donder schelen wat jullie willen. Wat ík wil is dat jij opdondert! Jij en die ouders van d'r! Donder maar op! Wij redden het wel."

"Herbert, wij willen je helpen. We willen júllie helpen."

"Nou, tot nu toe hebben jullie er alleen maar één grote klerezooi van gemaakt, dus ik kan het nu verder wel alleen. Dank je wel voor jullie hulp en..." Ik maak een machteloos gebaar. "Vanaf nu kunnen we het wel alleen."

"Herbert..."

"Nee!" Ik schuif mijn stoel naar achteren. "Als je zo graag wil helpen dan ruim je deze kotszooi maar op voor mij. Ik moet bij Marjolein gaan kijken. Er is namelijk nog altijd een kans dat ze zomaar op d'r gemakje doodgaat. Wist jij dat, Jean-Luc? Wéét jij dat? Marjolein is zo diep verslaafd dat je het niet eens kunt meten! Dat moet je uitgraven!"

"Herbert..."

"Ja, stik maar." Ik wil het niet eens uitleggen. Als ik naar boven stamp hoor ik dat Jean-Luc begint met het afwassen van de borden. Ik wens hem veel succes.

Hier boven heb ik heel andere dingen om me druk over te maken.