Meekrap

Arno Weys had iets anders verwacht van de ontmoeting met zijn oude vlam Willemijn van Daelen. In ieder geval niet dat zijn vrouw erbij zou zijn, of de dochter van Willemijn. En ook niet dat er nog een jonge vrouw bij zou zijn, met haar dochtertje van zes.

Maar hij had helemaal niet verwacht dat vanaf die ontmoeting de tijd achteruit zou lopen.

Zes mensen schuiven langzaam wég van de realiteit, en zullen zeven jaar geleden de realiteit weer bereiken.

Zeven jaar geleden was er die gekke toestand met Arno, Daniëlle, en Willemijn.

Zeven jaar geleden koos hij definitief voor Daniëlle. Willemijn ging haar eigen weg, raakte haar dochter en haar gouden toekomst kwijt.

En Emelynn?

Zeven jaar geleden was haar dochtertje nog niet geboren.

Zeven jaar geleden was ze alleen maar een aanstaande moeder van een meisje dat later een prachtig dochtertje zou zijn.

Allemaal hebben ze vanaf het moment van dat kleine ongelukje een hele goede reden om over die ene brandende vraag na te denken: wat zou je doen als je zeven jaar terug zou mogen gaan in de tijd; wetende wat je nu weet?

Hij moest toch in slaap gesukkeld zijn want hij werd wakker omdat hij ongemakkelijk op zijn buik in zand lag dat kil aanvoelde. De zon brandde op zijn achterhoofd maar toch had hij het koud.

Hij draaide zich kreunend om en was zich ogenblikkelijk bewust van zijn naaktheid. Hij en Daniëlle sliepen meestal naakt maar nu lag hij niet thuis in zijn eigen bed.

Moeizaam wurmde hij zich overeind en keek om zich heen.

Alles was weg.

Alles was weg betekende hier dat álles weg was. De kapschuur, de bosjes en de snelweg waren weg. Hij zag glooiende, rode heuvels zover hij kon zien dus wat hem betrof kon Ondergraven ook wel weg zijn. Zijn horloge was weg, zijn trouwring was weg en zijn kleren, sokken en schoenen waren weg.

Er was alleen nog maar rood zand en een rode hemel en een donkerrode zon die hem voorzichtig verwarmde en dus zat Arno rechtop, naakt, met zijn ellebogen op zijn knieën om zich heen te kijken en zag hij de vijf vrouwen.

Ze waren minstens zo naakt als hij.

Daniëlle lag links van hem op haar buik, zoals meestal 's ochtends. Willemijn lag op een eindje verderop op haar rug, met obsceen gespreide benen met haar armen wijd uitgespreid. Haar naakte huid was bijna grijs, met diepe schaduwen en teveel bollingen. Haar volle, slappe borsten hingen opzij van haar borstkas en rimpelden vlekkerig bij de aanzet onder haar oksels. Zelfs de tepels leken te zijn bezweken onder de zwaartekracht. Haar buik bestond uit ringen van vlees die slordig gedrapeerd een bolling vormden die tussen haar benen uitmondde in een warrig toefje schaamhaar, samengedrukt door nog meer vet van haar bovenbenen.

Hij wendde zijn blik af.

Tina lag in foetushouding op haar zij met haar rug naar hem toe. Hij zag de scherpe hoekjes van haar ruggengraat en de strak gespannen billen. Ze waren net zo gebruind als de rest van haar lichaam. Geen bikinilijn voor deze dame.

Emelynn lag nog een eindje verderop. Ze hield Zoë in de kom van haar buik en had haar arm beschermend over haar dochtertje gevleid. Haar lange haar was bevrijd van de diadeem en ook de te grote bril was verdwenen. Ze had een bleke, bijna witte huid die glansde in het rode licht. Ze had brede heupen en korte, gespierde benen en kleine voeten waarvan de tenen voren hadden getrokken in het rode zand.

Ontzet krabbelde hij overeind, haalde diep adem en draaide zich om naar de heuvel.

Als hij al dood was en als dit de hemel was, werd er nog altijd gepiest en hij beklom de heuvel, om die aan de andere kant weer af te dalen.

Want zelfs als dit de hemel was en zelfs als er al gepiest moest worden, wilde hij dat nog altijd buiten het zicht van de dames doen. Hij leegde zijn blaas en zag hoe het vocht werd opgeslorpt door het korrelige zand. Het kuiltje dat hij maakte werd onmiddellijk gevuld door nieuw zand. Van zijn hele ochtendplas bleef niets over.

Terwijl hij pieste keek hij in de verte en zag niets anders dan glooiende heuvels, donkerrood en rimpelloos. Ondergraven was weg en naar alle waarschijnlijkheid zouden Bovengraven en Amsterdam en Rotterdam en waarschijnlijk ook Tytsjerksteradiel wel verdwenen zijn.

Er was gewoon niets meer...

Enkel rood zand, een rode lucht en een rode zon.

En de vijf vrouwen.

Hij liep terug naar hun plekje en keek vanaf zijn hoge positie op hen neer.

Alsof er een onzichtbare, interstellaire wekker was afgegaan waren de vrouwen wakker geworden en Daniëlle had gedaan wat elke vrouw zou doen als ze naakt werd aangetroffen. Ze was overeind gekomen, bukte zich en vleide één arm over haar borsten en hield de andere hand voor haar onderbuik. Ze keek om zich heen en vond troost en geruststelling in het feit dat er nog meer naakte vrouwen waren.

Willemijn zat ineengedoken om zich heen te kijken. Ze had haar armen rond haar knieën geslagen en haar borsten vormden een dubbele ballon tussen haar vlezige onderarmen, samengedrukt door haar knieën. Ze leek een bol van vlees en vet zoals ze daar nu zat.

Enkel Tina leek zich niet bewust van haar naaktheid. Ze zat half rechtop met haar armen schuin achter zich en ze schudde het hoofd. "Tjees, iemand heeft de wereld opgeruimd! Wat is dit nou weer?" Ze kreeg Arno in het oog en grinnikte. "Goeiemorgen, Arno! Koud hè?"
Hij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat haar blik op de plek onder zijn navel gericht was en bedwong de neiging om zijn naaktheid te bedekken, zoals Daniëlle deed.

Maar het meisje had wel gelijk: de zon deed zijn best om hen te verwarmen, maar het was nog behoorlijk koud. Zijn volle-blaas-erectie was ineengeschrompeld tot een stompje van nauwelijks zes centimeter met een vochtig puntje. Het stak potsierlijk naar voren terwijl zijn ballen pijnlijk hard tegen zijn onderlijf werden getrokken.

Hij knikte stijfjes en voelde hoe hij een kleur kreeg. Hij was ineens weer de kleine jongen uit de doucheruimtes in de gymzaal. Terwijl andere jongens vol bravoure, met slingerende piemels en dicht behaarde balzakken rondliepen, sjokte hij met gesloten ogen achter zijn potsierlijke puntje aan en wenste dat het douchen na de gymles voor altijd afgeschaft zou worden.
Nou, zoals het er nu naar uit zag waren de gymlessen zelfs afgeschaft, maar veel had het niet geholpen.

Hij ging op de grond zitten om zijn ontoereikende kruis toch in ieder geval te bedekken. "Hebben jullie dat gezien?"

"Er valt niets te zien," zei Tina. "D'r is gewoon niks meer! Alles is rood en alles is zand! Hoe is het daarginds?"

"Niks. Zand, voor zover je kunt zien. Zand en heuvels."

"Mooi is dat," zei Tina mokkend. "Zijn er dan ook geen discotheken meer?"

Hij grinnikte en week terug toen Emelynn naar hem toe liep en vlak voor hem bleef staan. Haar dicht behaarde kruis zweefde vlak voor zijn ogen en hij keek naar beneden.

"Wil... wil je zeggen dat ah...les weg is?"

"Voor zover ik kan zien, wel."

"Sjemig." Ze wendde zich haastig af en alsof het nu pas tot haar doordrong perste ze haar hand tussen haar benen. Haar andere hand hield ze voor haar bilspleet en ze huppelde min of meer terug naar haar plekje bij Zoë, die nog altijd lag te slapen. Daar ging ze zitten terwijl ze met haar onderarm haar borstjes beschermde en keek hem smekend aan. "Wat doen we dan nu?"

Hij haalde zijn schouders op. "Weet ik het?"

Was hij nou ineens het orakel geworden? Emelynn keek hem smekend aan en ook Daniëlle en Willemijn leken op zijn oordeel te wachten.

Alleen Tina kwam overeind en rekte zich uit. "Het is niet koud. Niet echt koud, dan toch." Ze grinnikte even. "We hebben lucht om in te ademen en we leven... nou ja, we zijn er toch in ieder geval nog. We moeten water zoeken."

Dat leek Willemijn niet te kunnen bevatten. Ze kneep haar ogen dicht en schudde het hoofd. "Want?"

"We zijn er nog, mam. Schijnbaar blijven we hier leven, maar we hebben wel water nodig."
"Dat is niet logisch," wierp Daniëlle tegen. "Wie zegt dat we water nodig hebben? Als we hier... nú kunnen leven zullen we misschien wel zonder water kunnen, ook. Kijk om je heen: alles is veranderd. Wie zegt dat wij niet zonder water kunnen leven?"

"Daar heb je gelijk," gaf Tina toe, "maar ik moet zeggen dat ik wel een slokje zou lusten. En dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat we misschien op zoek moeten gaan voor de nood te hoog wordt. Hetzelfde geldt voor eten. Misschien kunnen we hier wel blijven zonder te eten, maar ik zou wel een bammetje lusten. Jij niet, mam?"

"Ik ontbijt nooit," zei Willemijn kortaf. "Bovendien is het nauwelijks een aanwijzing dat iets nódig is als jij het wilt, toch?"

"Ow, daar gaan we alweer!" Tina draaide met haar ogen. "Mam doelt op mijn drugsgebruik," legde ze uit. "Mam heeft zich er nooit in kunnen vinden dat ik de drugs nodig had. Maar daar gaat het toch helemaal niet over, mam! Ik weet dat drugs niet nodig zijn, maar als je straks honger krijgt zul je toch ook een aardige junk naar brood worden, denk je ook niet? Het gaat er maar om waar je prioriteiten liggen!"

"Nou, mijn prioriteiten liggen in elk geval niet bij de drugs. Of bij brood... of water."
"Mam heeft liever champagne, en gebak." Tina ging in het rode zand zitten en sloeg haar armen om haar knieën. "Mam wil dan misschien wel zeggen wat we moeten doen?"
Dat klonk als een vraag en ineens waren alle ogen op Willemijn gericht. "Ik zie niet in waarom we iets zouden moeten doen," zei ze daarom ongemakkelijk. "We kunnen hier ook blijven zitten."

"Ja, túúrlijk! Laten we hier blijven zitten!" Tina schudde het hoofd. "Laten we hier gewoon blijven zitten tot één van ons doodgaat. Dan kunnen we altijd nog iets gaan doen."
"Doe niet zo stompzinnig," snauwde Willemijn. "Wat had jij dan in gedachten?"
"Water zoeken," zei Tina eenvoudig. "Dat had ik al eens gezegd, lijkt me."
"En uit de zon gaan," vulde Arno aan. "We zullen verbranden."

Willemijn draaide haar hoofd om en keek hem aan. "We zijn dood, Arno. Wie kan het iets schelen dat we verbranden?"

"Het kan mij iets schelen," zei Arno. "Verbranden doet zeer en de zon brandt behoorlijk. Hoor eens, niemand heeft er iets aan als we straks allemaal lopen te krabben en te klagen."
"En dus gaan we op weg." Tina stond al en Emelynn volgde haar voorbeeld.

"Zoë kan niet tegen de zon," zei ze verontschuldigend. "Ze krijgt er bultjes van."

"Waar gaan we naar toe, Arno? Heb jij daarboven iets gezien?"
"Ginder staan een stel bomen bij elkaar. Misschien dat we daar voorlopig onze tenten kunnen opslaan."

Ook Daniëlle stond op en liep naar hem toe. "Arno..."

"We moeten gaan, Daniëlle. Wil jij Emelynn helpen met de kleine?"

Daniëlle aarzelde een tel en keek hem toen vernietigend aan. "Godsamme, jij geniet hiervan, is het niet?"

"Ik geniet hier helemaal niet van, Daniëlle, maar we zullen toch wel iets moeten doen. We kunnen hier niet blijven zitten."
Daniëlle knikte. "En daar geniet jij van; dat je de leiding hebt."

Hij draaide met z'n ogen. "Iemand moet de leiding nemen want ik zie het niemand anders doen op dit moment. Jij wel? Ga je Emelynn nog helpen met de kleine of moet Willemijn het doen?"

"Waarom niet?" Daniëlle zette haar handen in haar zij. "Of is dit een lesje in gehoorzaamheid? Degene die het snelst jouw bevelen uitvoert wordt jouw adjudant, of zo?"

"Doe niet zo belachelijk."

"Tina heeft natuurlijk al een voorsprong want ze heeft mooie tieten, of niet?"

Hij keek haar even aan en wendde toen zijn blik af. "Ik ga daar geeneens antwoord op geven, Daniëlle. Ik vraag je of je Emelynn wilt helpen. Wij zijn zes mensen in één of andere vreemde wereld en we moeten het met zijn zessen zien te redden. Als jij ineens slachtofferig wilt gaan doen moet je dat vooral zelf weten." Hij wachtte niet op een weerwoord maar liep naar Emelynn toe. "Lukt het met de kleine?"

"Jah, hut... het lukt wel. Ze suh... laapt nog." Emelynn boog voorover en tilde Zoë op. "Laten we gaan." Zonder om te kijken begon Emelynn de heuvel te beklimmen met Zoë in haar armen en de rest volgde.

Ook Willemijn had zich omhoog gewerkt en ze strompelde achter Tina aan. Ze mopperde over de hitte en keurde Arno nauwelijks een blik waardig.

"Wel? Ga je mee?"

"Doe niet zo stom," snauwde Daniëlle. "Hoe zou ik nu niet mee kunnen gaan?" Nijdig schudde ze de hand van Arno van zich af en begon de heuvel te beklimmen.

De tocht naar de bomen was begonnen.