pisvlek

Mijn naam is Evelien en ik ben zeventien jaar.

Ik ben niet dapper.

Ik lijk soms dapper, maar dat komt vooral omdat ik stomme dingen doe. Dat zegt mijn moeder en ik denk dat ze gelijk heeft.

Maar goed, zij is dood en ik zit met haar moordenaar opgesloten in deze kelder.

Sinds de stroom is uitgevallen is het pikkedonker in de kelder, maar hij ligt secuur vastgebonden op het bed in een andere kamer. Ik heb hem daar zelf vastgebonden en hij kan geen kant op.

Tenminste, dat denk ik.

Ik ben jong, ik heb een groene band in jiujitsu en ik ben niet gewond. Bovendien heb ik het mes.

Tenminste, dat denkt hij...

 

"Heb je wel eens uit een wc gedronken?"

Ik wil hier niet op antwoorden. Ik wil niet eens met hem praten!

"Eefje?" Hij lacht even. "Je gaat me toch niet vertellen dat je dood bent, hè?"

"Dat zou je wel willen," geef ik terug, "maar die lol gun ik je niet."

"Dat is de juiste instelling, Eefje."

"Ik heet Evelien! Wat is dat toch met jou? Je weet dat ik Evelien heet en je noemt me gelijk Eefje. Lotje heet... heette anders, maar je noemt haar Lotje. Je noemde al die meisjes Lotje! Wij hebben een naam, pisvlek!"

"Jij noemt mij pisvlek."

"Jij bent een pisvlek!"

"Wat jij wil. Maar ik hoef niet uit de wc te drinken."

"Nee, da's waar ook. Je hebt water. Ik zou jaloers op je zijn als ik je zou geloven."

"Geloof me maar, Eefje. Ik ken deze boerderij. Ik ben er geboren en ik heb er mijn hele leven gewoond. Ik weet dat er vaak problemen zijn met het water en dus heb ik een voorraadje hier neergelegd. Weet je, jij zegt dat ik niet voor de meisjes zorg, maar ik heb hier een voorraadje neergelegd, zodat ze altijd kunnen drinken. Ook als het water uitvalt en ik er niet ben. Dus staat er een doos met literflessen water onder het bed."

"Zelfs als dat zo is dan kun je daar niet bij! Ik heb je vastgebonden."

"Ik heb je al gezegd dat ik mezelf heb losgemaakt. Je had me goed vastgebonden, maar ik had alle tijd. Ik ben vrij. Eén schouder is uit de kom, dat geef ik toe en ik heb heel veel pijn, maar ik ben vrij."

"Ik geloof je niet."

"Dan niet." Het blijft even stil en dan klinkt een petsend geluid.

"Ik sla nu met mijn goeie hand op mijn buik. Denk je dat ik dat kan als ik vastgebonden ben, Eefje?"

Ik geloof hem niet! "Als je water hebt en je bent vrij, waarom ben je niet allang hier naartoe gekomen om mij te vermoorden?"

"Waarom zou ik dat doen? We zijn hier helemaal alleen Eefje. Jij en ik. Als ik jou vermoord dan ben ik helemaal alleen en ik weet dat het nog heel lang gaat duren voor ze ons vinden."

"Dat denk ik niet. Heel de wereld is naar mij op zoek."

"Oh, dat geloof ik best," zegt hij spottend, "maar ze zullen je niet vinden. Niemand zal ons hier vinden om de doodeenvoudige reden dat ze de kelder nooit zullen vinden."

"Natuurlijk wel. De politie vindt altijd alles."

Hij lacht met hijgerige uithalen. "Wat ben je toch heerlijk naïef, meisje."

"Het is waar!" Ik weet het zeker. Wat mij betreft mag hij stikken in die lach.

"Geloof dat maar lekker, maar ik zou toch een beetje zuinig doen met het beetje water wat er in de wc zit. Ik bedoel, je snapt toch wel dat je geen water krijgt van mij, hè?"

"Nee, want jij hebt geen water."

Het blijft even stil. "Geloof wat je wil, Eefje."

 

***

 

Ik geloof hem niet. Hij heeft geen water en ik geloof al helemaal niet dat hij zich heeft kunnen losmaken.

Ik bedoel, al die tijd is het hem niet gelukt om zich los te maken, dus waarom zou hij het nu ineens wel kunnen?

In het pikkedonker?

Hij bluft. Hij wil dat ik bang ben.

En dat lukt hem aardig.

Ik heb honger en mijn hele arm doet ongelooflijk veel pijn. Dorst heb ik niet. Nog niet echt. Er zit water in de wc, maar dat laat ik maar even zo. Ik ben nog niet zover dat ik uit de wc ga drinken.

Ik probeer zo gemakkelijk mogelijk op de matras te gaan liggen en leg heel voorzichtig mijn arm neer.

De pijn komt in golven en zindert van mijn pink naar mijn elleboog. Mijn hand verkrampt soms en dan moet ik me inhouden om het niet uit te schreeuwen.

Er zit iets helemaal niet goed in mijn arm. Mijn pols is gebroken, dat is zeker, maar de pijn is waanzinnig en dat klopt niet.

Ik heb wel vaker iets gebroken en dat deed niet zoveel pijn. Misschien schrapen de botdelen langs elkaar. Is het een complete breuk.

Als de pijn even wat minder wordt voel ik voorzichtig aan mijn pols. De pols is dik en ik hap naar adem als ik de wond voel. Mijn vinger glijdt over iets scherps en weer schiet de pijn van mijn elleboog naar mijn pols.

Heb ik zonet mijn bot gevoeld?

Ik denk het.

Als dat mijn bot was dan is het dus een open botbreuk en dat is helemaal niet goed!

Het afgebroken stuk bot steekt uit een wond in mijn pols. Het onbeschermde stuk bot.

Zelfs onder ideale omstandigheden is een infectie bijna niet te vermijden en je kunt nou niet bepaald stellen dat ik hier onder ideale omstandigheden lig.

Ik heb onderhand uitgerekend dat er minstens drie of vier meisjes op deze matras zijn verkracht. Er hebben meisjes op deze matras gelegen. Bloedend, zichzelf bevuilend en huilend.

Ik weet dat Lotje – deze Lotje die ik met alle mogelijke liefde in het laken heb gewisseld en die nu op de tafel ligt – is gestorven op deze matras. Daar was ik bij, maar ik weet bijna zeker dat hier nog meer meisjes zijn gestorven.

Hoelang hebben die kleine lichaampjes op de matras gelegen? Bloedend en lekkend?

Ik heb er niet op gelet toen het nog licht was, maar het kan niet anders of er zitten rode, bruine en gele en andere vlekken in het matras.

Niet bepaald steriel.

En niet bepaald handig om daar nu aan te denken. Ik word er misselijk van en ik mag nu niet overgeven.

Ik kan niet even snel naar de wc lopen om over te geven. Nog afgezien van het feit dat ik even niet zo snel weet waar de wc is, heb ik het water in die wc misschien nog nodig.

Misschien.

Ik denk dat ik voor die tijd wel gered zal worden en dat ik dus niet uit de wc hoef te drinken.

Want daar ben ik nog lang niet aan toe...